Waarom zaagsel schadelijk is.

Plaats reactie
rattenparadijs
Site Admin
Berichten: 27
Lid geworden op: 14-01-2017 14:53

Waarom zaagsel schadelijk is.

Bericht door rattenparadijs » 14-01-2017 21:35

Schadelijkheid van zaagsel
bij konijnen en ratten
Evelien Testerink-Baas
Dier en Veehouderij Dier- en gezondheidszorg
Dronten, maart 2010
Afstudeerdocent: Mariska van Asselt
Afstudeerbedrijf: Stichting Platform Verantwoord Huisdierenbezit en PTC+ Barneveld


Schadelijkheid van zaagsel bij konijnen en ratten 3 maart 2010
Pagina 2
Voorwoord
Het afstudeerwerkstuk dat voor u ligt, gaat over bodembedekkers bij konijnen en ratten en dan met
name zaagsel. De Stichting Platform Verantwoord Huisdierenbezit wilde graag meer weten over dit
onderwerp, nadat zij hierover een artikel hadden gelezen. Ik vond het interessant om uit te zoeken
welke stoffen de verschillende houtsoorten, waarvan bedekkers worden gemaakt, bevatten. Ik schrok
ervan welke schade sommige van die stoffen kunnen aanrichten. Hoewel ik denk dat er meerdere
factoren meespelen, heb ik het zaagsel van mijn konijnen toch vervangen door hennepvezel. Ik hoop
te zien dat de ontstekingen bij mijn konijn nu minder worden en dat zaagsel inderdaad de oorzaak
was.
Ik wil de Stichting Platform Verantwoord Huisdierenbezit bedanken voor de mogelijkheid dit
afstudeerwerkstuk voor hen te maken. Ook wil ik mijn afstudeerdocente, Mariska van Asselt,
bedanken voor alle hulp voorafgaand aan dit werkstuk.
Dan wens ik u nu veel plezier bij het lezen van dit afstudeerwerkstuk.
Dronten, maart 2010
Evelien Testerink-Baas
Schadelijkheid van zaagsel bij konijnen en ratten 3 maart 2010
Pagina 3
Inhoudsopgave
Voorwoord .............................................................................................................................................. 2
Samenvatting........................................................................................................................................... 5
Abstract ................................................................................................................................................... 5
Inleiding................................................................................................................................................... 7
Aanleiding............................................................................................................................................ 7
Doelstelling.......................................................................................................................................... 7
Doelgroep............................................................................................................................................ 7
Probleem- en vraagstelling.................................................................................................................. 7
1. Houtsoorten waaruit bodembedekkers gemaakt worden.............................................................. 9
1.1 Zaagsel........................................................................................................................................... 9
1.2 Hardhout en zachthout ................................................................................................................. 9
1.3 Achtergrond van de houtsoorten gebruikt als bodembedekkers............................................... 10
1.4 Bodembedekkers op basis van hout........................................................................................... 11
2. Schadelijke stoffen in hout............................................................................................................ 12
2.1 Abietinezuur................................................................................................................................ 12
2.2 Plicatinezuur................................................................................................................................ 12
2.3 Overige stoffen............................................................................................................................ 13
3. Invloeden van houtstof op het lichaam........................................................................................ 14
3.1 Luchtwegen ................................................................................................................................. 14
3.2 Lever............................................................................................................................................ 14
3.3 Huid ............................................................................................................................................. 15
3.4 Darmen........................................................................................................................................ 15
3.5 Doodgeboren jongen................................................................................................................... 15
3.6 Kanker.......................................................................................................................................... 15
4. Factoren die invloed hebben op de schadelijkheid van zaagsel ................................................... 17
4.1 Concentratie aanwezige stoffen.................................................................................................. 17
4.2 De hoeveelheid bodembedekking en bovenlaag ........................................................................ 17
4.3 Vorm en structuur van de bodembedekking .............................................................................. 18
4.4 Omgevingsfactoren van het hok ................................................................................................. 18
4.5 Verschonen................................................................................................................................. 19
4.6 Opslag.......................................................................................................................................... 19
5. Buitenland ..................................................................................................................................... 20
Schadelijkheid van zaagsel bij konijnen en ratten 3 maart 2010
Pagina 4
6. Alternatieven................................................................................................................................. 21
6.1 Behandelen van hout .................................................................................................................. 21
6.2 Bodembedekkers niet op basis van hout.................................................................................... 22
Discussie ................................................................................................................................................ 23
Conclusie en aanbevelingen.................................................................................................................. 25
Referenties............................................................................................................................................ 26
Schadelijkheid van zaagsel bij konijnen en ratten 3 maart 2010
Pagina 5
Samenvatting
Inleiding
De Stichting Platform Verantwoord Huisdierenbezit wilde naar aanleiding van het artikel „Zaagsel;
schadelijk voor uw konijn of knaagdier?‟ van Peter Klaver in Dier&Arts meer weten over dit onderwerp.
Mensen die in de houtindustrie werken hebben vaak gezondheidsklachten, zoals astmatische klachten
en huidirritaties. Opvallend is dat dieren die gehuisvest worden op een bodembedekker van hout,
deze klachten ook vertonen. Dit onderzoek moet aantonen of er daadwerkelijk een verband is tussen
het gebruik van zaagsel van dit hout en de klachten.
Hoofdzaak
Zaagsel is één van de meest gebruikte bodembedekkers voor knaagdieren en konijnen. Het is een
natuurlijk product, dat goedkoop is en lekker ruikt. Onder zaagsel vallen: houtkrullen, houtvezel,
houtschaafsel, houtsnippers, houtmot. Zaagsel wordt uit naaldbomenhout gemaakt, vooral het gebruik
van pijnboom- en cederhout is populair vanwege hun geur en insecten- en bacteriëndodende
eigenschappen.
Het hout waarvan zaagsel wordt gemaakt bevat schadelijke stoffen, waardoor het niet geschikt is om
te gebruiken als bodembedekker. De meest irriterende stoffen zijn abietine- en plicatinezuur. Deze
stoffen kunnen problemen voor de gezondheid geven. Het dier kan last krijgen van
ademhalingsproblemen, huid, organen, kanker en er kunnen meer doodgeboren jongen komen.
Hoewel de literatuur laat zien dat de stoffen schadelijk zijn, worden er in de praktijk relatief weinig
klachten gezien. Mogelijk spelen factoren, zoals concentratie aanwezige stoffen, hoeveelheid
gebruikte materiaal, gebruik van bovenlaag, vorm en structuur van bodembedekker,
omgevingsfactoren van het hok, aantal keer verschonen en opslag, een rol. Hiernaar is tot nu toe
geen onderzoek gedaan.
Conclusie
Op basis van de literatuur kan gezegd worden dat een aantal gezondheidsklachten bij ratten en
konijnen ontstaan door gebruik van verschillende bodembedekkers. Met name zaagsel zou schadelijk
zijn. Er is echter nog te weinig bekend over de invloed van omgevingsfactoren, om met zekerheid te
kunnen zeggen dat zaagsel en andere bodembedekkers van hout schadelijk zijn voor de gezondheid.
Er zijn meerdere factoren die dezelfde klachten veroorzaken als zaagsel. Andere factoren zouden juist
de schadelijkheid kunnen tegenhouden. De maximale dosis die dieren binnen mogen krijgen is niet
bekend, waardoor ook onbekend is of het verkochte materiaal daadwerkelijk schadelijk is.
Meer onderzoek is nodig naar het bewerkingsproces van zaagsel. Hiermee zou het product in de
toekomst wellicht „gezond‟ gemaakt kunnen worden. Hierbij moet rekening gehouden worden met een
prijsverhoging en fabrikanten die hierdoor niet mee willen werken.
Op dit moment staat er geen informatie op de etiketten van zaagsel. Het zou goed zijn dit te
veranderen en consumenten informatie over de inhoud van het product te geven.
Zolang niet alles onderzocht is kan het „precaution principle‟ aangeraden worden: gebruik geen
bodembedekker op basis van hout, voordat bewezen is dat het niet schadelijk is . In plaats daarvan
wordt hennepvezel aangeraden: in prijs vergelijkbaar met zaagsel, geen schadelijke houtstoffen, vrij
van stof en micro-organismen en goede absorptie. Voor ratten kan daarnaast gedroogde maïskernen
van Corbo aangeraden worden: iets duurder dan zaagsel, maar stofvrij en een goede absorptie,
waardoor het langer mee gaat dan zaagsel.
Abstract
Introduction
The Foundation for Domestic Animals wanted to know more about the article from Peter Klaver:
„Sawdust; harmful for rabbit or rodent?‟.
People who work in the timber industry often have problems with their health, due to sawdust. Striking
is the equivalent of animals who live on wood beddings. The thesis should show whether there is
really a link between the use of sawdust from the wood and the complaints.
Schadelijkheid van zaagsel bij konijnen en ratten 3 maart 2010
Pagina 6
Essence
Saw dust is one of the most favorite beddings for rabbits and rodents. It is a natural product,
inexpensive, it prevents odour and has anti-insecticidal and -bacterial properties. Sawdust means:
wood shavings, woodfibre and mouldered wood. It is made of softwoods, especially pine- and
cedarwood, because of their properties.
Sawdust contains harmful chemicals. These substances making it unsuitable for use as bedding
material. Most irritating chemicals are abietic acid and plicatic acid. These substances can cause
respiratory diseases, dermatitis, organ diseases, cancer and they may increase pup mortality.
Although the literature shows that sawdust is harmful, the practice shows little differently: not many
health problems through the use of sawdust. Environmental factors may play a role in the
harmfulness, for example concentration of the harmful chemicals in the product, volume of bedding
material, use of top layer, structure of material, change of material and storage. However, there is no
survey available about these environment factors.
Conclusion
Based on the literature can be said that a number of health problems in rats and rabbits caused by
use of different bedding materials. Sawdust would be particularly damaging. There is too little known
about the influence of environmental factors, can say with certainty that sawdust and other beddings
of wood are harmful to health. There are several factors that cause the same symptoms as sawdust.
Other factors should instead have the potential to inhibit the damage. The maximum dose animals
may get is not known, therefore it is also unknown whether the materials in animal shops are actually
harmful. More research is needed into the editing process of sawdust. The process might make a
„healthy‟ sawdust in the future. This should take into account their price and manufacturers who do not
wish this to work.
At present, there is no information on the labels of sawdust. It would be good to change the labels and
give the consumers information about the content of the product. While not everything is researched,
the precaution principle can be recommend: do not use a bedding of wood, until it is proven that it is
not harmfully.
Instead of bedding on wood hemp fiber recommended: in price similar to sawdust, no harmful wood
dust, free from dust and micro-organism and a good absorption. For rats can also be recommend
dried corn cores from Corbo: a little more expensive than sawdust, but free from dust and a good
absorption. Therefore it is more sustainable than sawdust.
Schadelijkheid van zaagsel bij konijnen en ratten 3 maart 2010
Pagina 7
Inleiding
Aanleiding
Na het lezen van een artikel van Peter Klaver over de schadelijkheid van zaagsel in het tijdschrift
Dier&Arts, wilde de Stichting Platform Verantwoord Huisdierenbezit meer weten over deze
schadelijkheid. Zij vroegen daarom naar een student die voor hun een literatuuronderzoek wilde
uitvoeren.
Recente onderzoeken laten zien dat mensen die in de houtindustrie werken vergelijkbare klachten
hebben als de dieren die op een bedekker van hout gehuisvest worden. Dit kan verklaard worden,
doordat er in het hout schadelijke stoffen aanwezig zijn. Meerdere onderzoeken tonen aan dat deze
stoffen ernstige gevolgen kunnen hebben. Arbeiders in de houtindustrie, hebben klachten gerelateerd
aan deze stoffen (Kauppinen et al. 2006, Pylkkänen et al. 2009). Astmatische klachten, oogirritaties,
oorirritaties, huidirritaties, tumorvorming op de lever en andere soorten kanker zijn
gezondheidsproblemen die zich kunnen voordoen. (Estlander et al. 2001, Ewaldsson et al. 2002,
Gripenback et al. 2005, Kauppinen et al. 2006).
Dieren kunnen vergelijkbare klachten ontwikkelen, afhankelijk van het type bodembedekker dat wordt
gebruikt (Burn et al. 2006). Zo wordt bij ratten, gehuisvest op schaafsel van cederhout, een verhoogde
sterfte onder de jongen gezien. De jongen die op cederhout werden geboren, groeiden ook minder
hard (Burkhart and Robinson 1978, Norris and Adams 1976). Cederhout zorgt op de lange termijn
voor afname van het aantal slaapuren (Vessell 1967). Ook niezen en longproblemen, als gevolg van
stoffen in de bodembedekking, zijn bij dieren gezien (Burn et al. 2006).
Doelstelling
Om klachten in de toekomst te voorkomen, is het van belang te weten van welke houtsoort de
bodembedekkers, die in winkels te koop zijn, zijn gemaakt. Er moet gekeken worden of er schadelijke
stoffen in deze bedekkers aanwezig zijn en wat voor invloed deze hebben op de gezondheid van het
dier. Wellicht zijn er nog andere factoren die van invloed zijn op de schadelijkheid. Ook hier moet
onderzoek naar gedaan worden. Wanneer duidelijk is welke stoffen schadelijk zijn, hoe zij werken en
welke factoren nog meer van invloed zijn op de schadelijkheid, kan er gekeken worden naar de
mogelijkheid om een „gezonde‟ bodembedekker te maken.
Doelgroep
De doelgroep van dit afstudeerwerkstuk is eigenaren en fokkers van konijnen en ratten, dierenartsen
en mensen die een dierenwinkel hebben of er in werken. Kort samengevat, mensen die veel met
konijnen en ratten werken of producten verkopen en daarover advies geven aan de konijnen- en
rattenbezitters. Het is de bedoeling dat het afstudeerwerkstuk gebruikt wordt om een advies over het
gebruik van zaagsel te geven aan de genoemde doelgroep. Dit advies wordt verspreid via contacten
van de Stichting Platform Verantwoord Huisdierenbezit.
Probleem- en vraagstelling
Om tot een goed advies te komen zijn de volgende probleemstelling en hoofdvraag opgesteld:
Zaagsel bevat stoffen die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid van het dier (Burkhart and
Robinson, 1978, Dijkstra 2003, Klaver 2005). Nog niet bekend is of er factoren van invloed zijn op de
mate van schadelijkheid. Hierbij wordt gedacht aan de concentratie stoffen in het zaagsel, hoeveel
zaagsel er gebruikt wordt, of er een bedekker bovenop het zaagsel gebruikt wordt, de vorm van de
bedekking, omgevingsfactoren van het hok en hoe vaak het hok schoon gemaakt wordt. Dit alles
samen bepaalt of zaagsel wel of niet geschikt is als bodembedekker, kijkend naar de gezondheid van
het dier.
De hoofdvraag is: Welke invloed heeft zaagsel op de gezondheid van konijnen en ratten?
Met als ondervraag: Is het mogelijk een gezond zaagsel te produceren, wanneer blijkt dat zaagsel
schadelijk is?
Schadelijkheid van zaagsel bij konijnen en ratten 3 maart 2010
Pagina 8
De deelvragen die daarvoor beantwoord gaan worden, zijn:
- Uit welke houtsoorten worden zaagsel en andere bodembedekkers gemaakt?
- Welke schadelijke stoffen bevatten de verschillende houtsoorten waaruit zaagsel en andere
bodembedekkers worden gemaakt?
- Welke klachten veroorzaken de stoffen uit hout dat gebruikt wordt als bodembedekker?
- Welke factoren spelen een rol bij de schadelijkheid van zaagsel?
- Wat wordt er in andere landen gebruikt en wat zegt de wet?
- Is er „gezond‟ zaagsel te maken?
Op grond hiervan moet er een advies komen over het gebruik van zaagsel als bodembedekker.
Schadelijkheid van zaagsel bij konijnen en ratten 3 maart 2010
Pagina 9
1. Houtsoorten waaruit bodembedekkers gemaakt worden
1.1 Zaagsel
Veel mensen gebruiken een bodembedekking op basis van hout voor hun knaagdier of konijn. Een
bekend voorbeeld hiervan is zaagsel. Zaagsel is één van de meest gebruikte bodembedekkers (Burn
and Mason 2005, Johnston 1996, Klaver 2005). Maar wat is zaagsel nu precies? Volgens van Dale is
zaagsel: afval van het zagen. Dit zaagsel bestaat uit fijne, stoffige deeltjes.
Er zijn echter verschillende vormen bodembedekkers op basis van hout, die men “zaagsel” noemt:
houtkrullen, houtvezel, houtschaafsel, houtsnippers, houtmot. Mensen gebruiken deze vormen door
elkaar en noemen alles „zaagsel‟. Om verwarring te voorkomen wordt in dit werkstuk de volgende
definitie van zaagsel gebruikt:
Zaagsel is afvalhout en vers hout in de vorm van houtvezel, houtkrullen,houtschaafsel, houtsnippers
en houtmot (Fig. 1-5).
Figuur 1 Houtvezel Figuur 2 Houtkrullen Figuur 3 Houtschaafsel Figuur 4 Houtsnippers Figuur 5 Houtmot
Zaagsel is een natuurproduct en heeft natuurlijke insectendodende en desinfecterende
eigenschappen door de aromatische verbindingen die in het hout zitten (Johnston 1996, Klaver 2005).
Er zijn veel verschillende bodembedekkers te verkrijgen, maar traditioneel gezien is zaagsel de meest
gebruikte bedekker: zaagsel is ruim verkrijgbaar, goedkoop en heeft een lekkere geur (Davey et al.
2003, Johnston 1996, Klaver 2005).
Zaagsel wordt in Europa voornamelijk uit naaldbomenhout gemaakt. Wageningen Universiteit heeft
voor een onderzoek commercieel verkocht zaagsel onderzocht. In de pakken werden sparren- en
dennenhout gevonden.
Houtsoorten die gebruikt worden voor bodembedekkers, waaronder zaagsel, zijn: pijnboomhout,
cederhout, beuken, populieren/espen, esdoorn en berken. Vanwege hun geur en insecten- en
bacteriëndodende eigenschappen zijn vooral pijnboom- en cederhout populair bij de consument. Deze
soorten mogen in de EU onbehandeld niet gebruikt worden in de productie van bodembedekkers,
maar daarover meer in hoofdstuk 4. (Burn and Mason 2005, Dijkstra 2003, Johnston 1996, Klaver
2005, Sanford et al. 2002).
1.2 Hardhout en zachthout
Er bestaan twee typen hout: hardhout en zachthout. Hardhout is hout van loofbomen (loofhout) en
zachthout is hout van naaldbomen. Voorbeelden van hardhout zijn: beuken, berken, eiken, populier en
espen. Voorbeelden van zachthout zijn pijnbomenhout, cederhout en sparren (Dijkstra 2003).
Zachthout is een anglicisme van „softwood‟. In Nederland wordt er meestal over naaldhout gesproken
in plaats van zachthout.
Naaldhout is zachter dan loofhout. Het klimaat, de celstructuur en de groeisnelheid van de bomen
spelen een rol bij de hardheid van het hout. Bij zowel hard- als zachthout beïnvloedt het klimaat
waarin de bomen staan, voor een deel de hardheid van het hout. Daardoor komen binnen de hard- en
zachthoutsoorten grote variaties in hardheid voor. Ook de celstructuur van het hout zorgt voor de
verschillen tussen hard- en zachthout. Zachthout bevat geen haarvaten, maar tracheïden voor het
transport van water. Zij zorgen voor de stevigheid van het hout. Het vatenstelsel van hardhout is
complexer en bevat haarvaten, die bestaan uit cellen die onderling met elkaar verbonden zijn. De
dikte van deze vezelwand bepaalt de eigenschappen van het hardhout.
De hardheid van naaldbomen wordt ook mede bepaald door de groeisnelheid. Het hout van de grove
den die in Nederland gegroeid is, is zachter dan dat van de grove den afkomstig uit Scandinavië. In
Scandinavië groeien de bomen minder hard. Hoe langzamer een naaldboom groeit, hoe harder zijn
hout (Wikipedia.org).
Schadelijkheid van zaagsel bij konijnen en ratten 3 maart 2010
Pagina 10
58% van al het houtgebruik, wereldwijd, bestaat uit hardhout. Dit hout wordt voornamelijk als
brandhout gebruikt. Voor industriële doeleinden wordt voor 69% zachthout gebruikt. In Europa is dit
29% hardhout en 71% zachthout. Er zijn verschillen te zien per land en per continent, door de
verschillende klimaten en industrieën (Demers et al. 1997, Maäta et al. 2006).
1.3 Achtergrond van de houtsoorten gebruikt als bodembedekkers
Cederhout (fig. 6 en tabel 1) is een geslacht van de coniferen die behoort tot een
dennenfamilie (Pinaceae). Ceder is verwant aan dennen en sparren. Ze komen van
nature voor in de westelijke Himalaya en Middellandse Zeegebied. Ceders staan
bekend om hun geurende en duurzame hout. Hout van de westerse rode ceder bevat
veel bestanddelen tegen insecten en is daardoor erg populair als insectenwerend hout
(Johnston 1996, Wikipedia.org).
De grove den wordt ook wel pijnboom genoemd (fig. 7 en tabel 1) en behoort tot het
geslacht naaldbomen van een dennenfamilie (Pinus). Pijnboomhout, in het Engels
Pinewood, is de vroegere benaming van „den‟. Het hout van Pinus-soorten heet grenen.
De pijnboom groeit goed op voedselarme gebieden. In Nederland groeien ze daarom
vooral op de droge zandgronden. Deze boom komt in grote delen van Europa voor
en vooral in koudere gebieden, zoals Scandinavië, groeien ze goed. Europees
grenen is gemakkelijk te bewerken. Pijnboomproducten bevatten hars, wat wordt
gebruikt in lijm, verf en lak, inkt en papier (Johnston 1996, Wikipedia.org).
De beuk (fig.8 en tabel 1) is behoort tot het geslacht Fagus uit de napjesdragende
familie (Fagaceae). De boom komt van nature veel in Europa voor. Wanneer de
beuk voor houtproducten gebruikt wordt, moet hij
al op jonge leeftijd gekapt worden. Wanneer dit
later gebeurt, verkleurt het hout en wordt het
aangetast door schimmels, waardoor het
onbruikbaar wordt. Beukenhout is een hardhout
die niet duurzaam is. Het kan slecht tegen weersinvloeden en trekt
snel krom. Door het hout te stomen, vermindert dit, maar het hout
wordt brozer (Wikepedia.org, Yilgor et al. 2001).
De ratelpopulier wordt ook wel esp genoemd
en behoort tot het geslacht Populus uit de wilgenfamilie (Salicaceae) (fig. 9 en
tabel 1). De boom komt van nature voor in gematigde koude gebieden in Europa,
Noord-West Afrika en Azië. De boom groeit vooral op goed ontwaterde grond. Het
zijn kortlevende bomen. Het hout van de ratelpopulier wordt veel gebruikt in de
papierindustrie en om lucifers van te maken. Het is een hardhoutsoort (Johnson
and More 2004, Wikipedia.org).
De berkenbomen (fig.10 en tabel 1) behoort tot het geslacht Betula van de
berkenfamilie (Betulaceae). Deze bomen komen gespreid voor over het Noordelijk
halfrond; ze zijn winterhard en zijn de enige bomen die van
nature voorkomen op Groenland en IJsland. De bomen groeien
vooral goed op een moerassige ondergrond, maar stellen niet veel eisen aan hun
milieu. In het hoge noorden kunnen ze niet staand blijven en groeien ze over de
grond, als een struik. De buitenkant van de schors vernieuwd zich steeds en valt dan
in repen naar beneden. De schors wordt voor uiteenlopende dingen gebruikt: bouwen
van kano‟s, schoenen en dakbedekking. De berk behoort tot de hardhoutsoorten
(Sanford et al. 2002, Wikipedia.org).
Figuur 6 Cederboom
Figuur 7 Pijnboom
of grove den
Figuur 8 Beukenboom
Figuur 9
Ratelpopulier of esp
Figuur 10 Berkenboom
Schadelijkheid van zaagsel bij konijnen en ratten 3 maart 2010
Pagina 11
De esdoorn of ahorn (fig. 11 en tabel 1) behoort tot het geslacht van bomen of heesters van de
esdoornfamilie (Aceraceae). Ze komen voor op het Noordelijk halfrond, een aantal is te vinden in
Zuidoost-Azië en Indonesië.
In Nederland komen de Spaanse aak of Veldesdoorn voor en in Nederlands-Limburg
de gewone esdoorn. Het hout is zeer bruikbaar voor meubels en vloeren. Ook de
esdoorn is een hardhoutsoort (Sanford et al. 2002, Wikipedia.org).
Nederlandse
naam Geslacht Familie Houtsoort
Soort
hout Schadelijke stoffen
Cederboom Coniferen
Dennenfamilie/
Pinaceae Cederhout
Zachthout
Plicatinezuur en
Abietinezuur
Pijnboom/
grove den Naaldbomen Dennenfamilie/Pinus Grenen
Zachthout
Abietinezuur en
Plicatinezuur
Beukenboom Fagus
Napjesdragende
familie/ Fagaceae
Beukenhout

Hardhout
In hardhoutsoorten
zitten:
- endotoxinen,
- (1→3)-β-D-glucaan
-benzo- en
naphthoquinones
-catecholen
-sesquiterpeenlactonen.
Er is echter nog veel
onduidelijkheid over.
Ratelpopulier/
esp Populus
Wilgenfamilie/
Salicaceae
Populieren
-hout
Hardhout
Berkenboom Betula
Berkenfamilie/
Betulaceae
Berkenhout
Hardhout
Esdoorn/
Ahorn
Bomen of
heesters
Esdoornfamilie/
Aceraceae
Esdoornhout
Hardhout
Tabel 1 Benaming van houtsoorten
1.4 Bodembedekkers op basis van hout
Zaagsel in Nederland wordt van naaldbomenhout gemaakt (Dijkstra 2003, Klaver 2005). Dit is het
zaagsel dat in dierenwinkels, tuincentra en supermarkten wordt verkocht. Voorbeelden van merken
zijn Vitakraft en Plospan.
In Nederland zijn naast zaagsel nog een aantal andere producten op basis van hout te koop. Zo zijn er
beukensnippers (fig. 12) in verschillende vormen te krijgen, van fijn tot grof. Deze snippers worden
verkocht onder de naam „Beukensnippers‟.
Care-Fresh heeft een product op de markt op basis van populierenhout (fig. 13). Het product is een
combinatie van houtpulp en gerecycled papier.
Puik heeft houtkorrels op de markt, samengeperst hout, wat uitzet als het vocht opneemt (fig.14).
Deze korrels zijn gemaakt van loofbomen (Klaver 2005).
In het buitenland worden daarnaast een aantal andere houtsoorten gebruikt voor de productie van
bodembedekkers, daarover meer in hoofdstuk 5.

Figuur 12 Beukensnippers Figuur 13 Product Care-Fresh Figuur 14 Houtkorrel
Figuur 11 Gewone esdoorn
Schadelijkheid van zaagsel bij konijnen en ratten 3 maart 2010
Pagina 12
2. Schadelijke stoffen in hout
Het zaagsel en andere bodembedekkers van hout, die in dierenwinkels verkocht worden, bevat stoffen
en zuren die van nature voorkomen in het hout waarvan het gemaakt is. Hout bestaat voornamelijk uit
cellulose, polyoses en houtstof. Daarnaast bevat het van nature voorkomende lichtere chemicaliën.
Deze laatste stoffen verschillen per houtsoort en wekken verschillende gezondheidsreacties op
(Demers et al. 2000). In dit hoofdstuk wordt een aantal van die stoffen uitgebreider besproken,
waaronder abietine- en plicatinezuur, de bekendste irriterende zuren in zaagsel.
2.1 Abietinezuur
Abietinezuur is één van de zuren die in zaagsel aanwezig is. Het is een zuur dat in pijnboomhout zit
(fig. 15) (Ayars et al. 1989, Johnston 1996). Abietinezuur is een diterpeencarbonzuur. Terpenen zijn
organische moleculen afgeleid van isopreen, wat veel in planten, met name coniferen geproduceerd
wordt. Ze komen in verschillende klassen voor, waaronder diterpenen. Diterpenen functioneren als
groeiregulatoren in de plant.
Carbonzuur is een zwak zuur, bestaande uit een carbonylgroep en een
hydroxylgroep (fig.16).
Abietinezuur komt voor in de hars van naaldboomsoorten die behoren
tot het geslacht den en andere coniferen, het is een belangrijk
bestanddeel van pijnhars. Abietinezuur is oplosbaar in alcohol, aceton
en ether en wordt vooral gebruikt in verven, lakken en zepen.
Abietinezuur is een zwak contactallergeen en kan contacteczeem veroorzaken. Zelf zorgt het zuur
voor zwakke allergische reacties, maar door oxidatie in de lucht ontstaan allerlei componenten die
sterkere allergische reacties veroorzaken (Dijkstra 2003, Klaver 2005, Wikipedia.org). Abietinezuur is
ook bekend als sylvic acid (Johnston 1996).
Klaver liet in 2005 verschillende merken zaagsel onderzoeken op de aanwezigheid van naald- of
loofbomenhout en abietinezuur. Alle onderzochte zaagsel was gemaakt van naaldbomenhout en
bevatte abietinezuur, met concentraties tussen de 0,18- 2,00 mg/gram houtsnippers.
2.2 Plicatinezuur
Ceder- en pijnboomhout laten lekker ruikende stoffen achter, de zogenaamde vluchtige fenolen. De
belangrijkste en meest irriterende fenol (fig. 17) in cederhout is plicatinezuur (fig.18) (Ayars et al.1989,
Dijkstra 2003, Johnston 1996).
Fenolen zijn organische stoffen die giftig zijn bij inname via de mond, bij
inhalatie en via de huid (Wikipedia.org).
De hoogste concentratie plicatinezuur wordt gezien in de westerse rode
ceder, maar ook in de Japanse en de oosterse witte ceder wordt
plicatinezuur gezien (Johnston 1996).
Figuur 15 Abietinezuur
Figuur 16 Een carbonzuur
Figuur 18 Plicatinezuur
Figuur 17 Een fenol
Schadelijkheid van zaagsel bij konijnen en ratten 3 maart 2010
Pagina 13
2.3 Overige stoffen
Houtstof bevat ook endotoxinen (Gripenbäck et al. 2005). Endotoxinen zijn celwandbestanddelen van
bacteriën, die vrijkomen bij afbraak van bacteriën. Hierdoor zijn ze verantwoordelijk voor infecties
(Wikipedia.org). Ook Ewaldsson et al. (2002) vonden aantoonbare hoeveelheden endotoxinen in
bodembedekkers. Daarnaast vonden zij ook (13)-β-D-glucaan. Dit is een celwandonderdeel van
schimmels, bacteriën en planten. Zij kunnen de luchtwegen aantasten. Het cellulose deel
(hoofdbestanddeel van de wanden van cellen) van het stof van pijnboomhout tastte de luchtwegen
aan (Gripenbäck et al. 2005).
Benzo- en naphthoquinones zijn in hardhout de gevoelige factoren voor contactallergie (Estlander et
al. 2001). Dit zijn oxidatieproducten (reactie met zuurstof) van fenolen. Ze komen in de natuur voor als
kleurstoffen en veroorzaken door enzymatische oxidatie bijvoorbeeld de bruine kleur van een
opengesneden appel (Wikipedia.org).
Bohadana et al. (2000) ondervonden in hun onderzoek dat eikenhout catecholen bevat: factoren die
irriteren in de luchtwegen en op de huid. Beukenhout bevat sesquiterpeenlactonen, natuurlijk
voorkomende stoffen in planten die contactallergieën kunnen veroorzaken.
Schadelijkheid van zaagsel bij konijnen en ratten 3 maart 2010
Pagina 14
3. Invloeden van houtstof op het lichaam
Hoewel zaagsel een natuurlijk product is, tonen onderzoeken aan dat het geen véilig product is. De
chemicaliën, zoals abietine- en plicatinezuur, zijn insectendodend en zorgen voor een lekkere geur.
Ze zijn echter schadelijk voor de gezondheid van mens en dier (Johnston 1996).
Meerdere houtsoorten zijn de afgelopen jaren onderzocht op aanwezigheid van schadelijke stoffen en
reacties als gevolg daarop. Er worden bij mens en dier klachten gezien aan de luchtwegen, de lever
en de darmen. Ook huidirritaties zijn bekend en er is een verhoogde kans op dood geboren jongen
van ratten. Deze klachten worden het meest gezien bij de zachthoutsoorten. Dat vooral zachthout
deze klachten lijkt te veroorzaken, zou verklaard kunnen worden door het feit dat zachthout abietineen
plicatinezuur bevat en hardhout niet. Pijnboom- en cederhout lijken het meest schadelijk te zijn; zij
bevatten de hoogste concentraties abietine- en plicatinezuur. Toch werden in onderzoeken van
Bohadana et al. (2000) en Gripenbäck et al. (2005) onder houtarbeiders vergelijkbare klachten
gevonden als gevolg van hardhout. Deze irriterende klachten waren echter minder hevig dan de
klachten als gevolg van abietine- en plicatinezuur. Hardhoutsoorten bevatten onder andere
carcinogenen, stoffen die kankerverwekkend zijn.
3.1 Luchtwegen
Abietinezuur is een zuur dat schade aan de luchtwegen kan veroorzaken. In onderzoeken bij zowel
mens als dier werd deze klacht gezien. Het zuur wordt door inademen in de luchtwegen opgenomen,
waar het vervolgens de vliezen van de luchtwegen beschadigt. Blootstelling aan dit zuur kan tot
gevolg hebben dat er een acute of chronische luchtwegaandoening optreedt. Er wordt een verhoging
gezien van eosinofielen (witte bloedcellen die infecties bestrijden), T-lymfocyten (afweercellen) en
mestcellen (gespecialiseerde cellen die een rol spelen bij de immuunreactie) bij ratten en mensen.
Deze verhogingen duiden op een ontsteking (Ayars at al. 1989, Johnston 1996).
Ook plicatinezuur kan ademhalingsproblemen geven, zoals astma en neusontstekingen en er worden
oogontstekingen gezien. Hoe plicatinezuur dit doet, is niet precies bekend. Wel is bekend dat de
hoeveelheid specifieke IgE en IgG antilichamen (eiwitten die vreemde stoffen aanvallen, die het
lichaam binnendringen) stijgen onder invloed van plicatinezuur. Dit werd in 1996 gezien door Johnston
bij houtarbeiders en in 1987 al door Chan bij konijnen. Deze stijging wijst op een gevoeligheid van het
immuunsysteem, door de aanwezigheid van lichaamsvreemde stoffen in het lichaam. Deze stijgingen
wijzen op allergische reacties en parasitaire infecties (Chan et al.1987, Johnston 1996).
(13)-β-D-glucaan geeft eveneens reacties in de luchtwegen. Ook hier worden verhogingen gezien
van eosinofielen en lymfocyten. Gripenbäck et al. (2005) zagen dit in de longvloeistof bij cavia‟s.
Ewaldsson et al. (2002) toonden aan dat endotoxinen en (13)-β-D-glucaan ontstekingsreacties in de
longen van ratten veroorzaken. Endotoxinen leiden tot verhoging van neutrofielen, wat in het
onderzoek van Gripenbäck et al. (2005) overigens niet werd gezien.
Catecholen in eikenhout en sesquiterpeenlactonen in beukenhout irriteren de luchtwegen ook. Beide
houtsoorten worden genoemd als oorzaak van een onschadelijke vorm van astma bij mensen, ze
veroorzaken minder ernstige luchtwegontstekingen dan spar- en pijnboomhout (Bohadana et al.
2000, Bornholdt et al. 2007).
3.2 Lever
Onbehandeld pijnboomhout kan zorgen voor verhoogde activiteit van leverenzymen. Terpenen in het
hout (organische moleculen waaronder abietinezuur) kunnen de oorzaak van de klachten zijn
(Gripenbäck et al. 2005, Gonder and Laber 2007).
Davey et al. deden in 2003 onderzoek naar de afname van slaaptijd bij ratten, na injectie met
barbituraten, een slaapmiddel. Zij onderzochten de slaaptijd bij dieren die op zachthout gehuisvest
werden. Het zachthout bevat geurende oliën die de werking van medicijnen, zoals anaesthetica,
kunnen verlengen. De slaaptijd na injectie met barbituraten (barbituraatslaaptijd) is een indirecte
meting van leverenzym activiteit: afname van de barbituraatslaaptijd is een indicatie voor hogere
activiteit van leverenzymen. Vessel et al. hadden in 1967 tijdens hun onderzoek gezien dat de
slaaptijd op rode ceder afnam ten opzichte van de dieren op hardhout en dat de activiteit van drie
leverenzymen, betrokken bij medicijnenomzetting, toenam. Hierdoor kan er afwijkend gereageerd
worden op medicijnen, zoals anaesthetica.
Ook Davey et al. (2003) zagen in het onderzoek dat ratten op ceder- en pijnboomhout een kortere
slaaptijd (barbituraatslaaptijd) hadden. Bij ratten gehuisvest op cederhout, bevatten de levercellen
18% meer leverenzym CYP450 dan de ratten op andere bodembedekkers. Zowel hard- als zachthout
Schadelijkheid van zaagsel bij konijnen en ratten 3 maart 2010
Pagina 15
stimuleren deze verhoogde activiteit, maar zachthout heeft een grotere invloed, met name
pijnboomhout. Davey et al. (2003) deden verder onderzoek naar dit effect van pijnboomhout. Ratten
werden geboren op bedekking van pijnboomhout. Zij werden hierop grootgebracht. Daarna werden ze
op een andere bedekking gezet en werd gekeken naar veranderingen in de lever. Er werd een afname
van enzymactiviteit gezien, welke pas na zes weken gestabiliseerd was. Dit toont aan dat dieren
gehuisvest op pijnboomhout een hogere leverenzym activiteit hebben. Stimulering van leverenzymen
is afhankelijk van meerdere factoren, zoals boomsoort, groeicondities, seizoensverschillen en
verwerking en opslag van het hout.
3.3 Huid
Contact met verschillende houtsoorten kan allergieën van de huid tot resultaat hebben.
Contactallergieën ontstaan in de houtindustrie meestal als gevolg van werken met hardhout. In een
enkel geval is zachthout de oorzaak. In hardhout is de oorzaak te vinden in benzo- and
naphthoquinones, de oxidatieproducten van fenolen in het hout (Estlander et al. 2001). Hoewel
Estlander et al. (2001) stellen dat huidirritaties voornamelijk door hardhout worden veroorzaakt, tonen
meerdere onderzoeken aan dat werknemers in de houtindustrie vaak allergieën krijgen na contact met
abietinezuur, in bijvoorbeeld pijnboomhout. Na het stoppen met werken in deze houtindustrie, trekt de
allergie weer weg (Majamaa and Viljanen 2004). De meeste irritaties worden gezien bij mensen, die
intensief met het hout bezig zijn. Hars is het gevoelige onderdeel van hout. Abietinezuur is een
belangrijke component in hars van pijnbomen (Miranda-Romero et al. 1999). Bij dieren is naar deze
klacht niet veel onderzoek gedaan. Meer onderzoek zal moeten uitwijzen of ook dieren last van
huidirritaties krijgen wanneer ze gehuisvest worden op hout.
3.4 Darmen
Sanford et al. (2002) deden een onderzoek naar de invloed van bodembedekkers van hout op het
immuunsysteem van de darmen. Hiervoor gaven zij muizen een rotavirus in via de mond en keken
vervolgens naar de immuunreactie in de darmen. Zij zagen dat bij muizen gehuisvest op hout, van
esdoorn, berken en beuken, een verhoogd aantal Peyer‟s patches ten opzichte van ratten gehuisvest
op katoen. Peyer‟s patches is het lymfeweefsel in de wand van het onderste deel van de dunne darm
en is betrokken bij de immuunreactie (Wikipedia.org). De muizen op de houtbedekkers produceerden
meer virusspecifieke IgA (afweerstoffen). Zij toonden hiermee aan dat hardhout het immuunsysteem in
de darmen beïnvloedt. Hoe dit precies in zijn werk gaat is niet bekend. Munday and Munday vonden in
1999 dat afgeleide producten van naphthoquinone (aanwezig in hardhout) de enzymactiviteit
verhoogde in het darmstelstel. Er is meer onderzoek nodig om vast te stellen welke invloed houtstof
precies op de darmen heeft.
3.5 Doodgeboren jongen
Jonge ratten die op cederhout worden geboren, hebben meer kans op overlijden binnen drie weken,
dan jongen die op een andere soort bedekking worden geboren. Er is een significant verschil te zien
tussen sterfte en lichaamsgewicht van jonge ratten op cederhout en andere materialen: 60% sterfte
onder jongen op cederhout tegenover minder dan 3% sterfte op espenhout en maïs. De jongen
groeiden minder hart en na drie weken is 80% gestorven. De oorzaak van deze sterfte en mindere
groei is niet bekend. Het lijkt erop dat de jongen iets binnen krijgen dat hun vergiftigt, misschien via de
moedermelk (Burkhart and Robinson 1978). Er is meer onderzoek nodig om echt iets over dit effect
van houtstof te kunnen zeggen.
3.6 Kanker
Hardhoutsoorten bevatten geen fenolen en zijn daardoor op een andere manier schadelijk dan
zachthout. Bornholdt et al. (2007) stellen dat blootstelling aan hardhout schadelijker is dan
blootstelling aan zachthout. Hoewel de ontstekingsreacties als gevolg van contact met hardhout
minder hevig zijn dan bij zachthout, kan hardhout kanker veroorzaken (Bornholdt et al. 2007,
Bohadana et al. 2000, Demers et al. 2000). In een onderzoek van International Agency for Research
of Cancer werd aangetoond dat er een sterke relatie bestaat tussen neuskanker en contact met eikenen
beukenhout. Hardhout zou sterker kankerverwekkend zijn dan zachthout. Hoewel het werken in de
hardhoutindustrie het hoogste risico op neuskanker meebrengt, en dan met name door beuken- en
eikenhout, wordt deze vorm van kanker ook gezien als gevolg van zachthoutsoorten (Demers et al.
1997). De Europese Unie heeft in 1999 vastgesteld dat hardhout kankerverwekkend is en heeft
Schadelijkheid van zaagsel bij konijnen en ratten 3 maart 2010
Pagina 16
daarom een blootstellinglimiet opgesteld van 5 mg stof per m3
, in 2003 is dit bijgesteld naar 1–1,5 mg
per m
3
inhaleerbare stof (Kauppinen et al. 2006).
Schadelijkheid van zaagsel bij konijnen en ratten 3 maart 2010
Pagina 17
4. Factoren die invloed hebben op de schadelijkheid van zaagsel
Volgens Klaver (2005) bevat zaagsel zoveel schadelijke stoffen, dat het niet geschikt is als
bodembedekker voor knaagdieren en konijnen. Het wel of niet aanwezig zijn van deze stoffen hoeft
echter niet alleen te bepalen of de bodembedekker schadelijk voor de gezondheid is. Meerdere
factoren kunnen een rol spelen bij de schadelijkheid. Onderzoeken tonen aan dat er schadelijke
stoffen in zaagsel zitten, maar er is geen onderzoek gedaan naar de invloed van omgevingsfactoren.
Hierbij valt te denken aan de concentratie waarbij de stoffen schadelijk zijn, het gebruik van een
bovenlaag op het zaagsel, luchtvochtigheid, temperatuur etc. Deze factoren zouden de schadelijkheid
kunnen beperken, wat zou kunnen verklaren waarom de meeste mensen toch zaagsel kopen en het
zonder problemen gebruiken (Klaver 2005). In dit hoofdstuk wordt nagedacht over hoe die factoren
invloed kunnen hebben. Mogelijk is onderzoek in de toekomst nodig, om zekerheid te krijgen over de
invloed van deze factoren.
4.1 Concentratie aanwezige stoffen
Het is belangrijk te weten bij welke concentratie de stoffen schadelijk worden. Mogelijk is een lage
concentratie niet schadelijk voor de gezondheid. Dijkstra (2003) spreekt over een onderzoek waarbij
de maximale concentratie abietinezuur per lichaamsgewicht berekend. De maximale concentratie
(LD50) kwam uit op 0,18 mg/gr lichaamsgewicht. Onderzoek van Klaver (2005) aan Wageningen
Universiteit liet zien dat zaagsel, verkocht in de winkels, een concentratie van 0,18 tot 2,00 mg
abietinezuur per gram houtsnippers bevatten. Het is echter de vraag hoeveel de dieren hiervan
daadwerkelijk opnemen in hun lichaam. Wanneer deze hoeveelheid inderdaad wordt opgenomen, zou
dat betekenen dat van de dieren op dit materiaal de helft dood zou gaan, aangezien de LD50 (50%
van de dieren gaat bij deze concentratie dood) ligt op 0,18 mg/gr. Dit wordt in de praktijk echter niet
gezien, waardoor we ervan uit kunnen gaan dat niet alle abietinezuur wordt opgenomen.
Dijkstra (2003) maakt zich zorgen over het langdurig blootstellen van dieren aan een lage
concentratie abietinezuur, omdat de klachten dan niet direct te zien zijn. Hierdoor kan er een
chronische aandoening ontstaan.
Fernández et al. (2001) spreken in een onderzoek over de ontstekingsremmende activiteit van
abietinezuur van „een niet-toxische concentratie abietinezuur‟. Dit suggereert dat abietinezuur niet in
alle gevallen giftig is en dat er concentraties zijn waarbij het niet schadelijk is. Zij stellen dat
abietinezuur ontstekingsremmend werkt als het oraal of plaatselijk ingegeven wordt bij ontstekingen bij
een rat. Omdat er in dit onderzoek abietinezuur werd ingespoten, moet afgevraagd worden of dit
dezelfde vorm is als die aanwezig is in hout. Meer onderzoek naar deze ontstekingsremmende
activiteit is nodig om er definitief iets over te kunnen zeggen.
Maäta et al. deden in 2006 een onderzoek met eiken- en berkenhout. Zij zagen dat het aantal
eosinofielen (betrokken bij afweersysteem) verhoogd was bij blootstelling aan een hogere concentratie
stof van berkenhout (50 µg/ 50 µl). Blootstelling aan een hogere concentratie stof van eikenhout,
zorgde voor een verhoging van neutrofielen en T-lymfocyten in de longen. Er werd gezien dat een
verhoogde concentratie stof zorgt voor een verhoogd aantal cellen.
Er is nog veel onduidelijk over de concentratie de stoffen waarbij ze daadwerkelijk schadelijk zijn en of
deze hoeveelheid zich bevindt in de verkochte producten.
4.2 De hoeveelheid bodembedekking en bovenlaag
De hoeveelheid bodembedekker die gebruikt wordt, kan ook een rol spelen bij de schadelijkheid.
Wellicht maakt het verschil als een dier alleen op de bedekking loopt en zit of wanneer het dier er met
kop en al in kan kruipen. Het stof uit de bedekkers komt waarschijnlijk vrij door de activiteit van de
dieren (Kaliste et al. 2004), waardoor het dier in het laatste geval meer stof op kan nemen. Hierdoor is
de bedekking schadelijker voor de gezondheid. Dit kan verklaren waarom eigenaren van ratten vaker
klachten hebben over zaagsel dan eigenaren van konijnen: ratten kruipen in de bedekking, terwijl
konijnen er op zitten en lopen, zonder hun kop er helemaal onder te doen.
Johnston (1996) vindt het aannemelijk dat de gevolgen beschreven bij mensen, nog sprekender zijn
bij kleine dieren. Helemaal als ze de hele dag in een gesloten hok op de bedekking zitten. Dieren
hebben meer geur dan mensen, dus een stof in de neus vermindert het dierenwelzijn erg. Daarnaast
belemmert het ze in het zoeken naar eten en contact met andere dieren.
Schadelijkheid van zaagsel bij konijnen en ratten 3 maart 2010
Pagina 18
Behalve een bodembedekker wordt er vaak stro aan konijnen gegeven, zeker bij konijnen die buiten
zitten. Stro houdt ze warmer dan alleen de bodembedekking. Dit stro voorkomt dat de dieren op de
bodembedekker zitten en zorgt ervoor dat ze minder met de bedekker in aanraking komen. Het lijkt
aannemelijk dat klachten, zeker huidirritaties, afnemen wanneer er (bijna) geen contact met het
bodemmateriaal is. Voldoende stro kan ook voorkomen dat het zaagsel opgegeten wordt. Hiermee
wordt voorkomen dat het abietinezuur rechtstreeks de lever belast (Klaver 2005). Kaliste et al. (2004)
zagen bij ratten die direct contact hadden met de bedekking drie keer zoveel allergische reacties dan
bij ratten zonder direct contact.
The World Intellectual Property Organization (1995) stellen voor om drie lagen bedekkers te
gebruiken. De eerste laag is van behandeld hout en moet het dier in staat stellen een nest te bouwen.
De tweede laag is van fijner materiaal en absorbeert goed. De derde laag is een doorlaatbare laag in
de vorm van een rooster. Zo kan het dier een nest maken, is er weinig ammoniak vorming en neemt
het aantal luchtweginfecties af (WO/1995/034197). Gezondheidsklachten kunnen afnemen door de
bedekking op een juiste manier in het hok te gebruiken.
4.3 Vorm en structuur van de bodembedekking
In hoofdstuk 1 was te zien dat zaagsel in verschillende vormen te krijgen is: van fijn tot grover. Het
materiaal heeft een losse structuur, dat snel stuift. Andere bodembedekkers van hout hebben andere
structuren. Zo zijn er beukensnippers. Ze zijn harder dan zaagsel, hebben een vastere structuur en
zijn in fijne en grove vorm te krijgen. Houtkorrels bestaan uit samengeperst hout en hebben een harde
structuur, die uit elkaar valt als het vocht opneemt.
De structuur zou bepalend kunnen zijn voor de hoeveelheid stoffen die vrijkomt. Heel fijn materiaal is
stoffig en stuift, waardoor het aannemelijk lijkt dat er meer schadelijke stoffen vrijkomen dan bij een
vaste, harde structuur, welke minder stoffig is en niet stuift. In een zachte, losse structuur kunnen de
dieren zich ingraven. Bij bedekkers met een harde structuur, zoals beukensnippers, lukt dit minder
goed, waardoor ze minder contact met het materiaal hebben. Dit zou dezelfde effecten kunnen
hebben als genoemd onder hoofdstuk 4.2. Kaliste et al. (2004) zagen verschillen in type
bodembedekkers. Zo werd er bij ratten die direct contact met de bedekking hadden drie keer zoveel
allergische reacties gezien, dan bij ratten zonder direct contact. Ook stellen zij dat de stofdichtheid van
belang is voor de hoeveelheid stofdeeltjes dat in de lucht komt. Bij ratten werden meer allergische
reacties gezien bij fijne bedekkers (zaagsel) dan bij de grovere bedekkers (de grotere snippers).
4.4 Omgevingsfactoren van het hok
Een hok van een konijn of rat heeft te maken met omgevingsfactoren. Zeker als het hok buiten staat,
heeft de omgeving veel invloed, zoals regen, zon en wind. Door de regen kan het erg vochtig worden
in het hok. Luchtvochtigheid is een factor die van invloed zou kunnen op de schadelijkheid. De
bedekking neemt ook urinevocht op. Onderzocht moet worden of er dan meer schadelijke stoffen
vrijkomen of misschien juist niet. Ook warmte kan een rol spelen. Mogelijk komen er meer stoffen vrij
als het hok in de warme zon staat, dan op een koele plek in de schaduw. Onderzoek van Davey et al.
(2003) liet zien dat bodembedekking dat voor gebruikt met warmte behandeld werd, minder schade
aanbracht. Door de warmte worden fenolen uit het hout verwijderd (Dijkstra 2003). Door warmte van
de zon, zou dit proces in gang gezet kunnen worden, waardoor de stoffen vrijkomen.
Behalve de van nature aanwezige stoffen in het hout, zitten er bacteriën, schimmels en endotoxinen in
de bedekkers (Kaliste et al. 2004). Dieren verstoppen eten in en tussen de bodembedekking, de
bedekking neemt urine en uitwerpselen op en vervolgens blijft dit een tijd liggen tot het hok
verschoond wordt. Dit is een goede omgeving voor micro-organismen, waardoor er in de vieze
bedekking meer micro-organismen zitten. Dieren kunnen hierdoor gezondheidsproblemen krijgen,
waardoor het niet altijd gezegd is dat de klachten die ontstaan door de schadelijke stoffen in de
bedekking komt (Demers et al. 1997). Kaliste et al. deden hier in 2004 een onderzoek naar. Zij zagen
dat de hele bodembedekking bij ratten en muizen vies en nat was geworden na drie dagen, maar bij
konijnen was dit vooral beperkt gebleven tot één hoek en was de rest van het hok nog schoon en
droog. Goede, absorberende bedekking en regelmatig verschonen is nodig om het dier gezond te
houden.
The World Intellectual Property Organization (1995) onderzocht dat bedekkers die voor gebruik
behandeld waren met specifieke micro-organismen, minder micro-organismen bevatten en minder
ammoniak vormden. Hierdoor namen de luchtwegklachten bij de dieren af. De klachten die gezien
Schadelijkheid van zaagsel bij konijnen en ratten 3 maart 2010
Pagina 19
worden bij de dieren hoeven niet altijd te ontstaan door stoffen in het hout, maar kunnen ook ontstaan
door micro-organismen en ammoniak (WO/1995/034197).
Een goede ventilatie heeft invloed op de klachten van het dier. Goede ventilatie van de ruimte waarin
het hok staat, zorgt voor een lage concentratie stof in de lucht. Een goede ventilatie is nodig om de
blootstelling aan stof zo minimaal mogelijk te maken (Kaliste et al. 2004).
4.5 Verschonen
Een hok van het konijn of de rat moet verschoond worden, waardoor er nieuwe bodembedekking in
het hok terugkomt. Het is van belang te weten binnen hoeveel tijd de schadelijke stoffen van het hout
vrijkomen. Mogelijk zou het vrijkomen van de stoffen beperkt kunnen worden door het hok vaker te
verschonen en de stoffen hierdoor minder tijd te geven om vrij te komen.
Vaker verschonen zorgt er ook voor dat er minder ammoniak gevormd wordt. Dit wordt gevormd,
doordat er uitwerpselen in het hok liggen. Ammoniak kan klachten geven die lijken op klachten van de
schadelijke stoffen in de bedekking, zoals luchtwegklachten. Regelmatig verschonen vermindert de
hoeveelheid ammoniak, waardoor de dieren minder klachten kunnen laten zien (Burn et al. 2006).
Kaliste et al. (2004) zagen in hun onderzoek met verschillende bodembedekkers dat het stofgehalte
vier uur na het verschonen afnam, toenam of gelijk bleef, afhankelijk van het type bedekking. Een
afname van stoffigheid kwam het meest voor. Zij zagen bij ratten een verhoogde concentratie stof in
de lucht wanneer er men met de bedekking bezig was. In de ruimte waar het hok werd gevuld met
schone bedekking, werd de hoogste concentratie stof gemeten. Bekeken moet worden of hierdoor ook
de concentratie schádelijke stoffen in het hok, en daardoor in het dier, toeneemt.
Verschonen van het hok heeft tot gevolg dat de dieren actief worden en het hok opnieuw gaan
ontdekken. Door deze activiteit komt er meer stof vrij (Kaliste et al. 2004). Door het hok niet vaker te
verschonen dan nodig is of alleen de vieze hoek weg te halen, zou het dier aan minder schadelijke
stoffen blootgesteld kunnen worden. Onderzocht moet worden wanneer de meeste schadelijke stoffen
vrijkomen: direct na het verschonen en bij veel activiteit of na een aantal dagen na het verschonen.
Wanneer duidelijk is of het verschonen daadwerkelijk invloed heeft, kan een advies gegeven worden
over hoe vaak het hok verschoond moet worden. Er moet ook rekening gehouden met het feit dat na
verschonen van het hok stress optreedt bij ratten. Door deze stress zouden zij gevoeliger kunnen zijn
voor de schadelijke stoffen.
4.6 Opslag
Het zou kunnen zijn dat ook de opslag van invloed is op de schadelijkheid van het hout. Bekend is dat
naaldbomenhout dat voor de openhaard gebruikt wordt een jaar moet blijven liggen voor het gebruikt
wordt. Dit, omdat er in naaldbomenhout veel hars zit waardoor er bij verbranding creosoot kan
ontstaan, wat zeer brandbaar is en daardoor schoorsteenbranden kan veroorzaken. Daarnaast is het
zeer schadelijk voor het milieu en de gezondheid (kankerverwekkend) (milieucentraal.nl,
wikipedia.org).
Hars bevat abietinezuur. Het zou daarom interessant zijn te onderzoeken wat er precies gebeurt als
het hout een jaar blijft liggen. Mogelijk gebeurt er iets met het hars en verdwijnen de schadelijke
stoffen hieruit. In dat geval zou dat een manier kunnen zijn om zaagsel minder schadelijk of
onschadelijke te maken.
Schadelijkheid van zaagsel bij konijnen en ratten 3 maart 2010
Pagina 20
5. Buitenland
In Nederland wordt zaagsel vaak gebruikt als bodembedekker (Burn and Mason 2005, Johnston 1996,
Klaver 2005). Het is goedkoop en gemakkelijk in gebruik. In dit hoofdstuk wordt gekeken of er in het
buitenland naast zaagsel andere (veilige) houtproducten worden gebruikt en wat de wetgeving over
het gebruik van bodembedekking zegt.
Binnen de Europese Unie (EU) is het gebruik van bodembedekkers en werken met hout een bekend
onderwerp. Er geldt een principe van voorzorgsmaatregelen: zolang er niets bewezen is, mag
onbehandeld pijnboom- en cederhout niet gebruikt worden voor de productie van bodembedekking. Er
zijn genoeg alternatieven die chemisch gezien veilig zijn en alle andere eigenschappen bezitten die
nodig zijn om een goede bedekker te zijn (Dijkstra 2003).
In the Council of Europe for Rats and Rabbits, de Raad van Europa voor knaagdieren en konijnen,
staat beschreven dat een bodembedekker goed moet absorberen, dat het dier zijn natuurlijke gedrag
moet kunnen uiten, zoals graven en dat het een goede slaapplaats moet bieden. Het moet droog, niet
giftig en vrij van infectieveroorzakende micro-organismen zijn. Houtproducten die chemisch bewerkt
zijn, moeten worden toegestaan, volgens de The Council of Europe (Stauffacher et al. 2002).
The World Intellectual Property Organization heeft in 1995 richtlijnen opgesteld voor gebruik van
bodembedekking voor dieren. Zij stellen dat het gebruik van behandeld hout zorgt voor een afname
van luchtweginfecties en een verbetering van de gezondheid van het dier vergeleken met het gebruik
van onbehandeld hout. Bij de behandeling worden micro-organismen die in het hout zitten verwijderd.
Ook zorgt dit materiaal ervoor dat er minder snel een vieze geur van het dier verspreidt wordt en de
productkwaliteit gaat minder snel achteruit (WO/1995/034197).
In de Verenigde Staten worden voor huisdieren pijnboom-, ceder- en espenhout gebruikt. De eerste
twee producten ruiken lekker en de bedekking van espensnippers is hypoallergeen, voor dieren met
een gevoelige huid of luchtwegen. Voor laboratoriumdieren wordt er met warmte behandelde
pijnboom- en espenhout gebruikt. Ook espenhout dat een droogproces heeft ondergaan wordt
gebruikt. Betachip is een mix van verschillende hardhoutsoorten. Sanford et al. voerden hiermee in
2002 een proef uit. Er wordt ook een combinatie van hardhout en maïskorrels gebruikt (nep-co.com).
In Engeland worden onder andere Care-Fresh en Megazorb verkocht. Care-Fresh is gemaakt van
hout- en papierpulp en voelt een beetje wollig. Megazorb is een fijnere variant hierop. Daarnaast wordt
er ook zaagsel en stro gebruikt, net als in andere landen (erodent.co.uk)
In Azië, maar ook in de VS en sommige Zuid-Europese landen is het gebruik van deccanhennep, een
juteachtige vezel) sterk toegenomen. Dit materiaal absorbeert zeer goed (Lips et al. 2009).
In Nederland en het buitenland worden veel dezelfde houtproducten gebruikt, namelijk houtvezel,
beukensnippers en houtkorrels. Er zijn in alle landen alternatieven te koop die niet van hout zijn
gemaakt. Voorbeelden hiervan zijn: strokorrels, hennepvezel, vlasvezel, corbo (maïskorrels). Ook
onbedrukte papiersnippers en kattenbakkorrels worden gebruikt. De laatste worden in de plashoek
gedaan, om veel vocht op te nemen. Al deze producten hebben hun eigen voor- en nadelen, zoals
vochtabsorptie, hoeveelheid die nodig is en hardheid van de structuur.
Schadelijkheid van zaagsel bij konijnen en ratten 3 maart 2010
Pagina 21
6. Alternatieven
6.1 Behandelen van hout
Wanneer bodembedekkers in een proef worden gebruikt, worden ze eerst gesteriliseerd (Voipio et al.
2008). Het materiaal wordt verhit, waardoor micro-organismen kapot worden gemaakt. Deze
methodes worden gebruikt om de invloed van de micro-organismen op de resultaten zo minimaal
mogelijk te maken. Door de micro-organismen uit het materiaal te verwijderen worden minder klachten
gezien, bijvoorbeeld aan de luchtwegen. Ook wordt zo voorkomen dat de micro-organismen invloed
hebben op de uitslag van de proef (Ewaldsson et al. 2002, Royals et al. 1999). The World Intellectual
Property Organization spreekt over het toevoegen van specifieke bacteriën en schimmels om de
bodembedekker geschikter te maken voor gebruik bij dieren. Zij willen dat bodembedekkers van hout
bewerkt worden om het aantal micro-organismen in de bedekking en de ammoniakvorming te
verminderen. Zo wordt het een gezondere bedekking voor het dier (WO/1995/034197).
Het is niet met volledige zekerheid te zeggen of met deze behandeling ook de schadelijke stoffen,
zoals abietinezuur en plicatinezuur, verwijderd worden. Wel zagen Davey et al. (2003) dat door
steriliseren van pijnboomhout in de autoclaaf (sterilisatieapparaat), de barbituraatslaaptijd van de
ratten, waarnaar zij onderzoek deden, minder afnam dan bij ratten op onbehandeld pijnboomhout. Het
steriliseren van pijnboomhout vermindert dus de reactie op de activiteit van leverenzymen, aangezien
een verhoogde activiteit de barbituraatslaaptijd doet verminderen. In het onderzoek werd dezelfde
hoeveelheid leverenzym CYP450 gevonden bij zowel de dieren op controle bedekkingen als de dieren
op behandeld pijnboomhout. Ook Gonder and Laber (2007) vonden bij bedekkers die behandeld
waren met warmte, een afname van verschillende oliën die leverenzymen activeren.
Li et al. (2009) onderzochten wat het effect was van het toepassen van soft hydrothermal processing
op cederhout. Hierdoor worden oliën uit het hout verwijderd. Bij de onbehandelde cederbedekking
vonden zij een verhoging van het leverenzym CYP450. Net als Davey et al. (2003) vonden zij geen
verhoging van dit enzym bij dieren op de behandelde bedekker. Het proces verwijdert vluchtige stoffen
uit het hout die effect hebben op de leverenzymen.
Beukenhout wordt vaak gestoomd om de stabiliteit van het hout te vergroten, om het hout een
gewenste kleur te geven en zacht te maken. Yilgor et al. (2001) onderzochten de effecten van stomen.
Stomen vergroot de sterkte en de gebruiksmogelijkheden van het hout. Het behandelde hout bevatte
meer houtstof dan het onbehandelde hout. In andere houtsoorten dan beuken worden door stomen
bepaalde stoffen uit het hout verwijderd. Mogelijk ook de schadelijke stoffen, waardoor stomen
klachten kan voorkomen of beperken. Dijkstra (2003) stelt dat zachthout waarvan de fenolen zijn
verwijderd, via een warmte- en drogingsproces, veilig zijn voor gebruik.
Op onderzoeksbedrijven en fokkerijen wordt momenteel gewerkt met bewerkt zaagsel. Het stof en de
micro-organismen die de dieren anders binnenkrijgen, kunnen de resultaten van de proef
beïnvloeden. Bij knaagdierfokkerij Harlan NL wordt voer en bodembedekking dat binnenkomt eerst
bewerkt met de autoclaaf. Bestralen van het voer en de bodembedekking is voor hen te duur,
waardoor het bedrijf gekozen heeft voor de autoclaaf. Ook het onderzoekscentrum CDL-Nijmegen
autoclaveert hun bodembedekking voor gebruik. Dit wordt gedaan bij 121 °C (CDL) en 124 °C (Harlan
NL) gedurende 20 minuten. Dit is één van de maatregelen om de proefdieren vrij te houden van
ziekteverwekkers en de infectiedruk te verminderen (Slijkhuis et al. 1999).
Merken van ontstoft zaagsel die voor de consument te krijgen zijn, zijn Plospan en Allspan. Dit zijn
producten die vooral in de paardenhouderij worden gebruikt en daardoor wordt het vaak verkocht in
grote balen. Voor mensen met knaagdieren en konijnen is dit vaak niet handig in gebruik en sommige
dierenwinkels verkopen voor deze consument kleinere verpakkingen. Deze merken zijn echter niet in
alle dierenwinkels te koop.
Het bewerkte zaagsel is duurder dan onbewerkt zaagsel, doordat er meer processen nodig zijn
voordat het product klaar is. Het ontstoffen van zaagsel is volgens Steep Lips (Scientist Biomass
conversion, Fibre applications and Paper & Board, Universiteit Wageningen) niet heel moeilijk, maar
het zal het eindproduct wel duurder maken. Met ontstoffen worden volgens hem niet alle zuren
weggehaald, maar de meest irriterende fracties wel. Het helemaal verwijderen van de zuren is volgens
hem duur en moeilijk, en daardoor niet haalbaar. Ook scheikundige Amrah Weijn (Wageningen
Universiteit) stelt dat steriliseren een duur en lastig proces is. Zij stelt dat, mocht dit het zaagsel
„gezond‟ maken, het jaren zal duren voor dit in heel Nederland gedaan wordt. Het zal jaren duren om
Schadelijkheid van zaagsel bij konijnen en ratten 3 maart 2010
Pagina 22
het bereidingsproces van zaagsel aan te passen en bovendien maakt dit het product duur voor de
consument. Het duurste zaagsel (eersteklas zaagsel en ontstoft) is soms wel twee keer duurder dan
het goedkoopste zaagsel.
Een probleem bij het behandelen van hout is de medewerking van de fabrikanten van zaagsel. Het
gaat om hun product, waar meer bereidingsprocessen aan vooraf gaan en daardoor duurder wordt.
Uit ervaringen van Peter Klaver (dierenarts) blijkt dat zaagselfabrikanten niet graag meewerken. Naar
aanleiding van zijn artikel „Zaagsel schadelijk voor uw knaagdier of konijn?‟ in Dier&arts zijn er vele
discussies geweest in het vakblad van de Dibevo. Klaver kreeg zelfs van een aantal
zaagselfabrikanten brieven, waarin vermeld werd dat hij persoonlijk aansprakelijk gesteld zou worden
voor de schade die de fabrikanten zouden lijden door zijn onderzoek. Hij werd bedreigd met
faillissement. Hierna is er geen nieuw onderzoek meer gedaan naar dit onderwerp. Alle informatie die
te vinden is op internet (in het Nederlands) is gebaseerd op dit ene artikel van Klaver in 2005. Nieuw
onderzoek is daarom nodig en ideeën voor „gezond‟ zaagsel zullen goed doordacht en tactisch bij de
producenten gebracht moeten worden.
6.2 Bodembedekkers niet op basis van hout
Naast verschillende bodembedekkers van hout, worden er ook bedekkers gemaakt van andere
materialen. De meest gebruikte worden hier genoemd.
Hennepvezel (bijvoorbeeld van Hemparade of Aubiose) is een stalstrooisel, maar wordt ook veel
gebruikt voor knaagdieren en konijnen. Het is gemaakt van milieuvriendelijk geteelde vezelhennep, de
plantendelen van de hennepplant worden gebruikt als bodembedekking. Het heeft een goed
absorptievermogen en is nagenoeg stofvrij (hempflax.com). Het product is ontdaan van
Een dag niet gelachen, is een dag niet geleefd!! :)

Plaats reactie